DNM-Online Boeken en beschouwingen

 

DNM-Online
 

 

donderdag 12 mei 2022

Welke onderwijsvernieuwing helpt? Lessen van Coe.

Beschouwing

Jelle Kaldewaij, zelfstandig adviseur

“Het roer moet om” was de strekking van het betoog van Alida Oppers, inspecteur-generaal van het Onderwijs, bij de aanbieding van de Staat van het Onderwijs 2022 aan de bewindslieden op 13 april. Een renovatie van het onderwijs is noodzakelijk om de basisvaardigheden (taal en rekenen) te verbeteren en de kansenongelijkheid tegen te gaan, zo stelt zij ook in het voorwoord van deze Staat. De minister voor primair en voortgezet onderwijs heeft inmiddels een masterplan toegezegd.

De roep om vernieuwing en verbetering van het onderwijs heeft de laatste decennia vaker geklonken en er zijn ook heel wat veranderingen in het onderwijs doorgevoerd. De vraag rijst dan, waarom zoveel vernieuwingen niet leiden tot verbeteringen, maar kennelijk eerder tot een achteruitgang van onderwijsprestaties.

Dit is precies de vraagstelling van Robert Coe in zijn inaugurele rede: “Improving Education. A triumph of hope over experience”. Op deze rede werd ik geattendeerd door Pedro de Bruyckere in één van zijn onvolprezen blogs over het onderwijs “X, Y of Einstein” (in dit geval die van 16 januari van dit jaar). Ook al is Coe’s betoog uit 2013, zijn bevindingen blijken in een aantal opzichten nog steeds actueel.

Een belangrijke oorzaak voor het afnemen van schoolprestaties ondanks vernieuwingen is volgens Coe, dat claims voor effectiever onderwijs vaak berusten op ondeugdelijk onderzoek. Dat illustreert hij met een enigszins hilarische reeks tips om te doen alsof een verbetertraject effect heeft gehad (figuur 6, p.vii):

Mistaking School Improvement:
How to make it look as if your improvement project has worked

  1. Wait for a bad year or choose underperforming schools to start with. Most things self-correct or revert to expectations (you can claim the credit for this).
  2. Take on any initiative, and ask everyone who put effort into it whether they feel it worked. No-one wants to feel their effort was wasted.
  3. Define ‘improvement’ in terms of perceptions and ratings of teachers. DO NOT conduct any proper assessments – they may disappoint.
  4. Only study schools or teachers that recognise a problem and are prepared to take on an initiative. They’ll probably improve whatever you do.
  5. Conduct some kind of evaluation, but don’t let the design be too good – poor quality evaluations are much more likely to show positive results.
  6. If any improvement occurs in any aspect of performance, focus attention on that rather than on any areas or schools that have not improved or got worse (don’t mention them!).
  7. Put some effort into marketing and presentation of the school. Once you start to recruit better students, things will improve.

Een tweede oorzaak betreft scholing van docenten. Hier trekt hij een inzichtgevende parallel met het onderwijs aan leerlingen. Daar zijn we gewend dat leerlingen voor het aanleren van nieuwe vaardigheden tal van activiteiten moeten uitvoeren en daarvoor op verschillende manieren moeten worden ondersteund. Bij docentenscholing lijkt het evenwel vaak al voldoende om aan te geven wat theoretisch zou moeten werken en is het verder aan de leraar zelf om de nodige acties te ondernemen om een andere wijze van lesgeven onder de knie te krijgen. Op die manier krijgen onderwijsvernieuwingen geen kans.

Hieraan gerelateerd is de presentatie van onderwijsvernieuwingen. Veel interventies voor het verbeteren van schoolprestaties zijn inmiddels goed te vinden, zoals bijvoorbeeld in de toolkit van de Education Endowment Foundation (EEF).  Voorbeelden van deze interventies: gericht feedback geven, huiswerk opgeven in het voortgezet onderwijs, aandacht voor metacognitie en vormen van samenwerkend leren introduceren. Bij de beschrijving van deze interventies wordt echter volgens Coe niet aangegeven hoe die in welke situaties succesvol geïmplementeerd kunnen worden. Bovendien is niet altijd duidelijk welke aspecten van de interventie leiden tot succes: er is geen garantie dat in alle omstandigheden het succes herhaald kan worden.

Hier is echter wel een kanttekening op zijn plaats. De laatste tijd schenkt de EEF nadrukkelijk aandacht aan de implementatie en succesfactoren. Niet alleen is er een ‘guidance report’ over implementatie uit 2019, ook zijn er ‘guidance reports’ over specifieke interventies, zoals feedback geven. Voor de Nederlandse situatie is de EEF-toolkit de basis voor het menu waaruit scholen geacht worden te kiezen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs na corona. Deze toolkit is voor Nederland bewerkt en uitgebreid door het NRO op onderwijskennis.nl. Bij feedback geven is daar niet alleen een goed leesbaar overzicht te vinden van de mogelijkheden om feedback te geven, maar ook een serie handreikingen met concrete feedback-invullingen en verwijzingen naar een aantal vragen en antwoorden over feedback die gesteld zijn aan de Kennisrotonde. Aan de kritiek van Coe over het gebrek aan aandacht voor implementatie en specifieke lessituaties wordt dus inmiddels tegemoetgekomen, al zijn over lang niet alle relevante thema’s concrete handreikingen beschikbaar.

Een ander aandachtspunt van Coe betreft ideeën over hoe leerlingen leren. Die kunnen ertoe leiden dat leraren kiezen voor een (bewezen) ineffectieve strategie. Verkleining van klassengrootte kan bijvoorbeeld leiden tot meer individuele aandacht per leerling, maar leert de leerling daardoor daadwerkelijk meer? Ook over de verwarring van bepaalde onderwijssituaties met “echt” leren heeft Coe een interessant overzicht (figuur 8, p.xii):

Poor Proxies for Learning
(Easily observed, but not really about learning)

1. Students are busy: lots of work is done (especially written work)
2. Students are engaged, interested, motivated
3. Students are getting attention: feedback, explanations
4. Classroom is ordered, calm, under control
5. Curriculum has been ‘covered’ (i.e. presented to students in some form)
6. (At least some) students have supplied correct answers (whether or not they really understood them or could reproduce them independently)

Tegenover deze beperkte benaderingen staat zijn definitie van leren: “Learning happens when people have to think hard”. Het gaat, kortom, uiteindelijk om de vraag of de hersenen van de kinderen kraken: dan vindt leren plaats. Richt je je op vormen van onderwijs die dit niet aantoonbaar bewerkstelligen, dan kies je voor verkeerde aanpakken.

Coe laat ons zien hoe ingewikkeld het is om tot daadwerkelijke onderwijsverbetering te komen: veel schijnbare verbeteringen vallen bij nader inzien door de mand en wel bewezen werkende interventies zijn niet gemakkelijk en niet overal te implementeren. Een wat sombere boodschap die wel verklaart waarom het zo lastig is om effectief het onderwijs te verbeteren. Niettemin leidt dit uiteindelijk tot een aantal positieve aanbevelingen waaronder de volgende voor innovaties in het Nederlandse onderwijs waardevol zijn:

  1. Focus het onderwijs (en de verbetering daarvan) op ‘echt’ leren.
  2. Professionaliseer docentontwikkeling.
  3. Evalueer het effect van onderwijsveranderingen zo nauwkeurig mogelijk.

 

Jelle Kaldewaij
zelfstandig adviseur, voorheen o.a. directeur van het NRO
kaldeway@ziggo.nl



Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem

Leave this one empty:
Naam:
Don't fill in data here:
Reactie:
Don't put anythin in here:
CAPTCHA Image
Nog geen reacties geplaatst
Uw internetbrowser is verouderd.

Voor een goede weergave is een recente versie van uw browser vereist.