DNM-Online Boeken en beschouwingen

 

DNM-Online
 

 

maandag 12 augustus 2019

Vooruitblik op DNM 6.3

Actuele ontwikkelingen in het middelbaar beroepsonderwijs

Voor zover ik weet heeft, in elk geval na de Tweede Wereldoorlog, de komst van een nieuwe school op reformatorische grondslag nog nooit tot een discussie over de houdbaarheid van artikel 23 geleid. Dat ligt heel anders voor scholen op islamitische grondslag. In de voorbije decennia leidde met name de opkomst van islamitisch basisonderwijs geregeld tot discussie over de vraag of bijzonder onderwijs nog wel van deze tijd is. En recent hebben we natuurlijk het geval Haga erbij gekregen. Waar zit hem dat verschil in? Ongetwijfeld zal, tenminste voor een deel, meespelen dat de Refo’s intussen onze Refo’s zijn geworden, terwijl moslims het nog steeds niet zover geschopt hebben. En dat wringt in een land dat steeds verder ontkerkelijkt. Het eind 2018 gepubliceerde SCP-rapport Christenen in Nederland: kerkelijke deelname en christelijke gelovigheid bracht de ontkerkelijking in Nederland mooi in beeld. In 2002 beschouwde nog 43% zich lid van een religieuze gemeenschap, in 2016 was dit 31%. Daarnaast ging in 2002 49% (soms) naar een religieuze bijeenkomst, in 2016 is dat gedaald naar 38%. Ook de breuk met de kerk wordt radicaler: driekwart van de Nederlanders geeft aan dat de kerken weinig of niet aansluiten bij zijn eigen visie op de zin van het leven. Twee derde zegt weinig of geen vertrouwen te hebben in de kerken of religieuze organisaties.

Nu accepteert ontkerkelijkend Nederland de reformatorische scholen ongeveer zoals families een rare oom of tante accepteren: het blijft nu eenmaal je familie. Maar moslims zijn voor menigeen toch meer iets als een nieuwe onderhuurder die er heel eigenaardige gewoonten op na blijkt te houden. Kortom, juist doordat islamitisch onderwijs afwijkt van wat we gewend zijn, lokt het in ons ontkerkelijkend Nederland als vanzelf de discussie uit of we wel door kunnen gaan met scholen stichten op bijzondere, in casu religieuze grondslag. Maar van die discussie word je niet altijd gelukkig. In elk geval niet die op Twitter. Na een stuk of wat tweets als de volgende houd ik het in elk geval wel voor gezien:

  • Ik ben voor alleen maar openbaar onderwijs waar religies in algemene zin aan bod komen. Geen hersenspoeling.
  • Ik vind dat religie NIET in het onderwijs thuis hoort. Het aanleren van N & W kan ook zonder religie!!
  • Christendom behoort bij de Europese waarden, en hoort dus zeker op school thuis, ook openbaar.
  • Prima maar wel alleen in de vorm van kunstgeschiedenis want religie hoort in het museum thuis.
  • Op scholen hoort religieuze voorlichting gegeven te worden net als over sex, 't mag & is fijn, ken risico's.
  • Iedereen zou de 10 geboden moeten leren. En leren zich er aan te houden.
  • Christelijke waarden terug in onze samenleving, vooral ook bij de managers die ouderen in NL degraderen.

​Vaak op zichzelf niet eens onzinnig of onvermakelijk. Maar met dat soort geroeptoeter schieten we uiteindelijk natuurlijk niks op.

Zo gezien is het idee dat de Onderwijsraad eind juli lanceerde, een stuk belangwekkender. De Raad organiseert in het najaar vier rondetafelgesprekken met ouders over vrijheid van onderwijs. Die vrijheid is een oud recht, en voor veel Nederlanders heel belangrijk. Andere Nederlanders denken juist dat deze vrijheid van onderwijs slecht is voor de samenleving, en zij willen graag meer regie van de centrale overheid. De rondetafelgesprekken zullen gaan over de volgende vragen:

  • Hoe kijkt u aan tegen de relatie tussen vrijheid van onderwijs en onderwijskwaliteit? Is de onderwijskwaliteit gebaat bij meer vrijheid voor scholen/schoolbesturen? Of is juist meer overheidsinvloed nodig? En zo ja, op welke onderdelen?
  • Leidt de vrijheid van onderwijs – overal in het land – tot een voldoende gevarieerd onderwijsaanbod? Wat betekent de vrijheid van onderwijs voor een gevarieerd aanbod als leerlingaantallen dalen? Hoe pakt een gevarieerd onderwijsaanbod volgens u uit voor sociale cohesie in de samenleving?
  • Hoe verhoudt de vrijheid van onderwijs zich tot toegang op goed onderwijs voor alle kinderen? Hoe pakt de vrijheid van schoolbesturen om veel zelf te beslissen volgens u uit voor segregatie in het onderwijs?


​Maar ook na zo’n gemodereerde discussie blijft na afloop de vraag: en wat nu? Kunnen we, alle argumenten overziend, op een gegeven moment een besluit gaan nemen over de continuering van artikel 23? En is er een besluitvormingsproces denkbaar waarin alle, maar dan ook echt alle betrokkenen zich kunnen vinden? Zou – en daarmee komen we bij de vooruitblik op de komende aflevering van DNM – een aanpak in de trant van Deep Democracy daarbij kunnen helpen?   

In DEEP DEMOCRACY. Vrijmoedig spreken en openhartig luisteren op school schetst Frank Weijers wat die aanpak inhoudt. Heel in het kort: harmonie wordt doorgaans gedefinieerd als de afwezigheid van conflict, maar omdat mensen nu eenmaal conflicterende perspectieven kunnen hebben op dezelfde werkelijkheid, kun je harmonie beter omschrijven als goed omgaan met conflicten. Bij een besluit zal de gespreksleider degenen die voor iets anders gestemd hebben dan de meerderheid, altijd vragen wat ze nodig hebben om in het meerderheidsbesluit mee te gaan. En met dat laatste wordt dan het voorstel verrijkt en vraag je de minderheid of ze met de verrijking erbij met het besluit kunnen leven. Met deze samenvatting doe ik Weijers onvoldoende recht, maar ze volstaat voor de vraag waar het hier om gaat: zou zo’n aanpak de kwaliteit kunnen bevorderen van de gedachtewisseling die de Onderwijsraad zich voorstelt? Dat lijkt me zeker het geval. Zo’n aanpak werkt in elk geval beter dan bijvoorbeeld de Delphi-aanpak, waarbij de deelnemers in een soort afvalrace tot consensus komen over een aantal uitspraken. Lastig lijkt me echter wel de aanmelding zo te regelen dat de deelnemers aan de rondetafelgesprekken een goede afspiegeling van de samenleving vormen. Want dat is voor Deep democracy natuurlijk wel een conditio sine qua non.

De overige drie artikelen in het magazinedeel blijven dichter bij de werkvloer. Zo bijvoorbeeld Van projectonderwijs naar gepersonaliseerd leren. Reconstructie vaneen innovatie van de hand van Bart Smies, teamleider vwo-onderbouw op het Bataafs Lyceum in Hengelo. Op die school startte in 2009 een masterclass voor meerbegaafde vwo-leerlingen: die volgden in de leerjaren 1, 2 en 3 een programma waarbij de reguliere lessen in kortere tijd worden doorlopen zodat ruimte overblijft voor bijvoorbeeld tien uur projectonderwijs per week. Smies’ artikel is een reconstructie van de ontstaansgeschiedenis en dan met name, hoe het betrokken team als professionele leergemeenschap leerde functioneren. In de beginfase hanteerde de schoolleiding een behoorlijk directieve leiderschapsstijl die snel resultaat mogelijk maakte, maar doordat ze die geleidelijk losliet, ging het team sterker eigenaarschap ontwikkelen. Wel blijft overigens het kritische gesprek over de door het team gemaakte keuzes en het bewaken van de onderwijskundige uitgangspunten van de school een belangrijke verantwoordelijkheden van de schoolleiding in deze fase.

Naast de artikelen van Weijers en Smies bevat het magazinedeel van de komende DNM nog twee artikelen. Jaap Peters en Naomi Klok geven een beeld basisscholen die succesvol de gevolgen van krimp hebben overleefd, door de "why" van onderwijs te verbreden tot ontwikkeling van leerlingen en daar in samenwerking met partners in hun omgeving op een innovatieve wijze invulling aan geven. En Miriam van Halen beschrijft in Invoering van de nieuwe leerweg in het VMBO. Een stelselwijziging op kousenvoeten de ins en outs van de plannen om mavo GL en TL te integreren.

Al met al komen in deze aflevering van DNM zo ongeveer alle sectoren waarop we mikken, aan bod. Want het Focus-deel gaat over de vraag hoe mbo-instellingen in bestuurlijke en economische beweeglijkheid van vandaag en vooral die van morgen grip kunnen houden op hun opdracht: zorgen voor goed beroepsonderwijs. Vooral wordt ingegaan op de interne uitdagingen die deze externe dynamiek met zich meebrengt. Regionalisering en netwerkvorming scheppen verwachtingen. Ze suggereren dat het voor bedrijven, regionale overheden en toeleverende scholen makkelijker wordt hun wensen bij mbo-instellingen te deponeren. Vervolgens zit de instelling met de vraag hoe het de diversiteit aan wensen en verlangens van regionale netwerkpartners en beleidsmakers in goed onderwijs moet vertalen.



Geef hieronder uw reactie op dit nieuwsitem

Leave this one empty:
Naam:
Don't fill in data here:
Reactie:
Don't put anythin in here:
CAPTCHA Image
Nog geen reacties geplaatst
Uw internetbrowser is verouderd.

Voor een goede weergave is een recente versie van uw browser vereist.